Het basisonderwijs zag na vier jaar van verliezen in 2012 voor het eerst een klein plusje van 5 miljoen euro. Besturen in het voortgezet onderwijs hielden 92 miljoen over. In beide sectoren is het positieve resultaat vooral ontstaan door het schrappen van arbeidsplaatsen.
Alle onderwijssectoren hielden samen in 2012 ruim 300 miljoen euro over op hun begroting. Dat blijkt uit verschillende financiële overzichten die het ministerie van Onderwijs kort voor de jaarwisseling heeft gepubliceerd. Volgens het ministerie is het overgrote deel van de schoolbesturen financieel gezond, er staan 35 besturen uit po en vo onder verscherpt financieel toezicht. In het mbo gaat het om zes instellingen.
Het eerder gepubliceerde jaarrekeningoverzicht voor mbo, hbo, universiteiten plus de nieuwe brief over het funderend onderwijs zetten de financiën van het onderwijs in 2012 op een rijtje. Deze gegevens worden per bestuur ingevoerd op de AOb-website www.hoerijkismijnschoolbestuur.nl.
Hoger onderwijs
Het overgrote deel van de winst wordt bepaald door de positieve resultaten van hogescholen en universiteiten. Samen hield het hoger onderwijs ruim 165 miljoen euro over. Voor de hogescholen was dat 1,7 procent van hun inkomsten (de rentabiliteit) bij de universiteiten bedroeg dit winstpercentage 1,9 procent. Het is voor het vijfde jaar op rij dat het eindresultaat van de hogescholen en universiteiten positief uitpakt. Hun eigen vermogen groeit daardoor al sinds 2008.
Primair onderwijs
In het basisonderwijs en speciaal basisonderwijs werd een heel klein positief resultaat geboekt, 5 miljoen euro, 0,1 procent van de inkomsten. De plus volgt na twee jaren met forse verliezen. Desondanks is de financiële positie gemiddeld genomen prima: het eigen vermogen is met meer dan 2 miljard euro hoog en volgens het ministerie is de solvabiliteit (de maat voor welstand) met 70 procent goed te noemen. Dat is royaal boven de signaleringsgrens van 30 procent die de inspectie hanteert. Wel groeit volgens de inspectie de zeer kleine groep die moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen.
De expertisecentra voor speciaal onderwijs hielden méér geld over: 30 procent, 2,4 procent van hun inkomsten. De oude samenwerkingsverbanden – die nu plaats maken voor nieuwe – schreven als enige rode cijfers. Een klein minnetje van 5 miljoen euro, maar toch goed voor een verliespercentage van 1,4 procent. Een groot probleem is dat niet: de reserves van de samenwerkingsverbanden bedragen samen 106 miljoen euro.
Voortgezet onderwijs
Terwijl de leerlingenaantallen stegen, daalde het personeelsbestand. Door te schrappen kwam het voortgezet onderwijs uit de rode cijfers. In 2011 was er een verlies van 66 miljoen euro, in 2012 noteerden de besturen een plus van 92 miljoen euro. Dat is 1,2 procent van de inkomsten. Ook hier is de vermogenspositie van de scholen met 57 procent goed te noemen, en volgens de inspectie ruim boven de signaleringsgrens van 30 procent. Het aantal scholen dat daar onder zit daalt.
Middelbaar beroeps onderwijs
In 2012 maakte de mbo-sector als totaal 21,5 miljoen euro winst, dat is 0,5 procent van de inkomsten. Maar de verschillen per onderdeel zijn groot. De grootste groep, regionale opleidingencentra, hadden een rentabiliteit van 0,3 procent. De agrarische opleidingen stonden met 0,4 procent in de min. De vakinstellingen en kenniscentra schreven traditioneel een royale winst bij met een rentabiliteit van respectievelijk 3,4 en 5,5 procent. Bij de kenniscentra zal overigens in 2014 ingrijpend gereorganiseerd worden, als onderdeel van een bezuinigingsoperatie uit het regeerakkoord. Met een solvabiliteit van 47 procent is de vermogenspositie van de sector als geheel nog steeds goed te nomen. Wel staan er met zes besturen relatief veel mbo-instellingen onder verscherpt financieel toezicht.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst