In een brief aan de Tweede Kamer reageert minister Van Bijsterveldt op de kritische kanttekeningen die de PO-Raad stelde bij een evaluatie van de Materiële Bekostiging, eind mei 2011. De minister zegt in deze brief toe de PO-Raad te zullen betrekken bij de voorgenomen vereenvoudiging van de bekostigingsystematiek. Maar ook stelt zij in de brief zich in een aantal kritiek- en aandachtspunten van de PO-Raad niet te herkennen. De minster baseert zich bij de onderbouwing van haar mening op cijfers die volgens ons, gebaseerd op berichten uit het veld, achterhaald zijn.
In een brief van 30 mei aan de Vaste Kamercommissie Onderwijs (VKC)stelt de PO-Raad een aantal kritische kanttekeningen bij de evaluatie van de Materiële Bekostiging en de (on)toereikendheid daarvan. De VKC heeft deze brief aan de minster voorgelegd en haar gevraagd er op te reageren.
In haar reactie zegt de minister toe de PO-Raad nu vanaf het begin te zullen betrekken bij de voorgenomen vereenvoudiging van de bekostigingssystematiek. Ook wordt de PO-Raad betrokken bij de opstart van een stelselmonitor op de uitgaven van schoolbesturen. Dit zou in de plaats moeten komen van de huidige 5-jaarlijkse monitor. De PO-Raad is blij met deze duidelijke toezeggingen van de minister.
In haar brief geeft de minister echter ook aan het beeld dat de PO-Raad geschetst heeft ten aanzien van de financiële positie van scholen niet te herkennen. Zij baseert zich daarbij op gegevens uit de periode 2006-2009, die volgens de PO-Raad gedateerd zijn. Sinds 2009 zijn enkele forse bezuinigingen doorgevoerd en hebben de scholen te maken met een, in sommige gevallen forse, daling van het aantal leerlingen en dus de daarmee samenhangende financiering. Niet voor niets heeft de PO-Raad haar leden opgeroepen vroegtijdig informatie over de financiële resultaten over 2010 aan de PO-Raad te zenden.
Ook het feit dat de minister de tekorten voornamelijk wijt aan het in dienst houden van teveel leerkrachten geeft volgens ons een te eenzijdig beeld van de werkelijkheid. Volgens de PO-Raad is er sprake van een cumulatie van factoren waarbij, naast beleidsmatige keuzes van schoolbesturen, juist ook demografische ontwikkelingen (krimp) en de bezuinigingsoperaties van de rijksoverheid een belangrijke rol spelen. De conclusie van de minister dat de prijscompensatie een politieke keuze dient te zijn maakt het beeld er niet rooskleuriger op. Het al dan niet hanteren van een automatische prijscompensatie overigens is ook een politieke keuze.
Ten slotte schrijft de minister niet te twijfelen aan het werk van het bureau dat het onderzoek naar de MI heeft uitgevoerd. Gegeven de opdracht twijfelt ook de PO-Raad hieraan niet. Echter, onderzocht is in hoeverre schoolbesturen meer of minder uitgeven dan hetgeen middels de programmas van eisen (daterend uit de jaren 80) daarvoor wordt bekostigd. Het zegt daarmee dus niets over de redelijke behoefte van in normale omstandigheden verkerende scholen (artikel 113 lid 2 WPO). De rapporten van HEVO en Anculus geven dat inzicht wel en bevestigen daarmee het beeld dat de PO-Raad al sedert de vorige evaluatie uitdraagt.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst