De rechtbank in Leeuwarden oordeelde vorige week dat een belangrijke fusienorm in strijd is met de Wet op het primair onderwijs (WPO). Het gaat om de regel dat het marktaandeel van fuserende schoolbesturen na fusie in principe niet meer mag zijn dan 50 procent. Tot dit oordeel kwam de rechtbank in een zaak die was aangespannen door de schoolbesturen van PCBO Dongeradeel en SBO De Twine uit Dokkum.
Hun fusieverzoek was eerder door staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) afgewezen op basis van de 50%-norm. Die norm is een kwantitatieve invulling van het criterium ‘significante belemmering van de variatie in het onderwijsaanbod’ uit de wet (lid 1 artikel 64c WPO). En dat is volgens de rechtbank niet de bedoeling van die wet, zo leidt ze af uit de totstandkoming van het wetsartikel.
De wetgever heeft voor het primair onderwijs bewust gekozen voor een meer open kwalitatief criterium om te beoordelen wat de gevolgen van een eventuele fusie zijn voor de keuzevrijheid voor de ouders. Iedere toets vraagt om maatwerk. De geformuleerde 50%-norm is daarmee in strijd en wordt daarom door de rechtbank onverbindend verklaard.
Staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) kan in hoger beroep gaan tegen dit oordeel. Het is nog onduidelijk of hij dit zal doen. De PO-Raad volgt de ontwikkeling op de voet. Ze heeft er steeds voor gepleit de fusietoets in het primair onderwijs af te schaffen, onder meer omdat het scholen belemmert oplossingen te vinden voor de negatieve gevolgen van het dalend aantal leerlingen. De toets staat samenwerking in de weg.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst