De helft van alle leraren maakt zich zorgen over de kansenongelijkheid van hun leerlingen. Zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs signaleert een meerderheid van de leraren dat leerlingen niet allemaal dezelfde kansen hebben. De leraren zien dat het afstandsonderwijs vooral kansarme leerlingen treft. Tegelijkertijd maakte de corona-crisis voor hen inzichtelijker welke leerlingen opgroeien in een minder kansrijke omgeving.
Dat blijkt uit een representatief onderzoek dat Bazalt Groep afgelopen september liet uitvoeren onder leraren en schoolleiders in het primair en voortgezet onderwijs. Doel van het onderzoek was zicht te krijgen op de kansen(on)gelijkheid van leerlingen. De belangrijkste resultaten:
• Onderwijs op afstand heeft met name nadelige effecten voor kansarme leerlingen.
Het overgrote deel van de onderzoeksgroepen geeft aan dat onderwijs op afstand lichte of stevige nadelige effecten heeft voor de kansarme leerlingen (tussen de 74% en 83%).
• Door de coronacrisis is er meer zicht gekomen op de kansarme leerlingen.
De meerderheid van de leraren VO (69%), schoolleiders VO (76%), leraren PO (72%) en schoolleiders PO (64%) geeft aan dat het onderwijs op afstand (vanwege corona) voor hen zichtbaarder heeft gemaakt welke leerlingen er op hun school kansarm zijn.
• Kansenongelijkheid wordt met name veroorzaakt door de thuissituatie.
Uit de resultaten blijkt dat met name de thuissituatie/achtergrond (minder ondersteuning, minder aandacht, minder (ICT)-middelen en een lagere opleiding van ouders) een grote invloed heeft of een leerling kansrijk of kansarm is.
• Ruim de helft tot tweederde van de onderzoeksgroepen ervaart kansenongelijkheid tussen leerlingen op hun school.
Tussen de 59% (leraren PO) en 65% (leraren VO) vindt dat er sprake is van kansenongelijkheid tussen leerlingen. Circa de helft maakt zich hierover ook zorgen. Een (ruime) meerderheid vindt dat kansenongelijkheid tussen leerlingen kan worden tegengegaan.
• Het primair onderwijs ziet iets meer kansenongelijkheid dan enkele jaren geleden.
Per saldo is de kansenongelijkheid volgens leraren en schoolleiders in het VO vrijwel hetzelfde gebleven. Leraren en (met name) schoolleiders in het PO vinden dat er per saldo iets meer kansenongelijkheid is dan enkele jaren geleden.
• Kansenongelijkheid tegengaan is een gedeelde taak, met name van de school met de ouders van leerlingen.
Het merendeel van de onderzoeksgroepen geeft aan dat het deels een taak is van de school, maar ook deels bij anderen ligt (tussen de 63% en 73%). Hier worden vooral overheden genoemd: gemeenten, OCW en de politiek. Circa 9 op 10 van de respondenten ziet een gedeelde taak met de ouders.
• De school kan invloed hebben op het kansrijker maken van kinderen.
Veel leraren zijn zich bewust van hun rol bij het tegengaan van kansen ongelijkheid (75% PO, 59% VO). De schoolleiders zij er zelfs nog positiever over (89 tot 84%).Het merendeel van de onderzoeksgroepen is ervan overtuigd zelf invloed te kunnen hebben op het tegengaan van kansenongelijkheid in de klas en op school (55 tot 76%)
• Veel leerkrachten en docenten voelen zich niet bekwaam om hun leerlingen kansrijker te maken.
Minder dan de helft (43 tot 40%) van de werkers in het onderwijs geeft aan over de vaardigheden te beschikken om kansenongelijkheid tegen te gaan.
Het onderzoek
Het onderzoek is verricht door onderwijsonderzoekbureau DUO. De enquête is in september 2020 afgenomen onder vier onderzoeksgroepen. De uitkomsten van het onderzoek zijn representatief voor de groep leraren en schoolleiders PO en VO. Doel van het onderzoek was inzicht krijgen in:
- de mogelijke gevolgen van het coronavirus en het afstandsonderwijs
- wat deze groepen verstaan onder kansen(on)gelijkheid
- wat een leerlingen kansrijk of kansarm maakt
- de ontwikkeling van kansen(on)gelijkheid t.o.v. 2016 (eerder verricht onderzoek)
- de rol die scholen voor zichzelf (en andere partijen) zien bij het tegengaan van kansenongelijkheid.
Ieder kind kansrijk
Circa de helft van de leraren en schoolleiders noemt dat de leerling ook zelf een taak heeft.
De leerling zit vaak vast in een patroon door de voorbeelden in zijn omgeving en de verwachtingen die zijn omgeving van hem heeft. Daarnaast geeft meer dan de helft aan dat het zelfvertrouwen van de leerling een duidelijke rol speelt. Hoewel er bij de aanpak van kansenongelijkheid dikwijls de nadruk ligt op het wegwerken van achterstanden is het zeker óók nodig de mentale instelling van de leerlingen ten opzichte van de school en hun inzet daarvoor positief te beïnvloeden
Auteur Eric Jensen, wetenschapper én ervaringsdeskundige (zelf opgegroeid in armoede) deed onderzoek in de V.S. naar de situatie van kinderen die in armoede opgroeien. Hun omgeving is weinig stimulerend. Zijn bevindingen: leraren kunnen dan juist een doorslaggevende rol spelen in het verkleinen van de kloof tussen arm en rijk, door op een rijke manier les te geven. ‘Rijk’ wil hier zeggen: de mentale instelling van de leerling (zelfvertrouwen, motivatie, concentratie, vooruitkijken, e.d.) wordt beïnvloed en de bijbehorende vaardigheden worden aangeleerd. In zijn boek, dat is vertaald en bewerkt voor het Nederlandse taalgebied, geeft hij concrete aanwijzingen hoe je voor kinderen in een kansarme omgeving een kansrijke school kunt zijn (Bazalt, 2020). De experts van Bazalt Groep begeleiden scholen op hun ‘expeditie’ naar kansrijker onderwijs voor alle leerlingen.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst