In het Nederlandse onderwijssysteem worden er voor leerlingen al op jonge leeftijd keuzes gemaakt, die bepalend zijn voor hun carrière. De belangrijkste daarvan is de CITO-toets in groep 8, welke van grote invloed is op het schooladvies voor het vervolgonderwijs. Om die reden zou er op de basisschool meer aandacht moeten worden besteed aan de beroepskeuze.
Vanaf groep 3, zou het een jaarlijks terugkerend thema moeten zijn. In deze levensfase, zullen veel leerlingen nog kiezen voor beroepen die tot de verbeelding spreken, zoals brandweerman, piloot of prinses. Spelenderwijs kan het onderwerp worden uitgediept; “Wat lijkt je dan zo leuk aan dat beroep?”, “Zijn er ook minder leuke dingen en welke zijn dat dan?” “Hoe word je eigenlijk politieagent, vrachtwagenchauffeur of verpleegster?”
In de jaren die daarop volgen, kan besproken worden of de kinderen er nog hetzelfde over denken als het jaar daarvoor. Zo begint het onderwerp bij ze te leven. Daarnaast zouden leerlingen bijvoorbeeld een spreekbeurt kunnen geven over het beroep van hun ouders of een ander beroep naar keuze. Door ideeën uit te wisselen, komen leerlingen spelenderwijs in aanraking met uiteenlopende beroepen.
Vanaf groep 5 kunnen leerlingen serieuzer met het onderwerp aan de slag. Zo kunnen ze bijvoorbeeld, een beroepskeuzetest maken, op zoek gaan naar vacatures die ze leuk lijken of voorbeeld cv’s die ze aanspreken. De leraar kan hierbij een aantal uitlichten om te oefenen met schrijven van een cv of sollicitatiebrief.
Door dit thema jaarlijks te herhalen en er steeds wat dieper op in te gaan, moeten leerlingen beter voorbereid zijn bij het maken van een keuze voor vervolgonderwijs. Het zal niet meer de eerste keer zijn, dat het onderwerp ter sprake komt. Daarnaast biedt het de jonge leerlingen een stip op de horizon, iets om naartoe te werken. Zo weet een leerling beter “waarvoor hij/zij het allemaal doet”, wat de motivatie ten goede moet komen.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst