Op de Nederlandse arbeidsmarkt is veel aandacht voor leren en ontwikkelen. Dit vloeit voort uit de constante vraag naar aanpassingsvermogen en innovatie op de werkvloer. De vandaag gepubliceerde Monitor Leercultuur 2023 van de SER en TNO brengt de trends in de leercultuur van werkend Nederland nader in kaart.
Uit de monitor komt naar voren dat de deelname aan cursussen en opleidingen in 2022 voor het eerst weer een lichte toename laat zien na een lange periode van afname. Er blijven echter grote verschillen in leergedrag tussen sectoren en tussen groepen werkenden. Extra aandacht besteden aan de leercultuur binnen organisaties blijft dus belangrijk. Informeel leren, van het werk en van collega’s, is een kansrijke manier om de leercultuur verder te versterken. De monitor laat zien dat er meer informeel wordt geleerd in sectoren waar werknemers meer autonomie ervaren, variatie in het werk groot is en er ondersteuning is vanuit de leidinggevende.
Leercultuur stabiliseert na corona dip
Na een dalende trend in scholingsdeelname en een extra dip tijdens de coronacrisis, is er in 2022 een lichte toename te zien, terug naar het niveau van vóór de crisis. Meer dan de helft van de ondervraagde werknemers meldt de afgelopen twee jaar een opleiding of cursus te hebben gevolgd, een stijging ten opzichte van 2021. Deze trend is zichtbaar in alle leeftijdsgroepen, opleidingsniveaus en sectoren.
In de monitor is in het bijzonder aandacht besteed aan informeel leren op de werkvloer. Meer dan 90% van de werknemers leert van collega’s en van taken. Het kan hier gaan om samenwerken, het uitvoeren van nieuwe taken en het ontvangen van feedback van collega’s, leidinggevenden of klanten.
Aanhoudende verschillen in leergedrag tussen werknemers
Opvallend zijn de verschillen in leergedrag, urgentiegevoel en de aanwezigheid van stimulerende factoren tussen diverse groepen werkenden in Nederland. Zo blijkt dat 60% van de hoger opgeleide werknemers in het afgelopen jaar een opleiding of cursus heeft gevolgd, terwijl dit percentage slechts 37% is onder lager opgeleiden. Daarnaast nemen werknemers met vaste contracten vaker deel aan scholing dan die met uitzend- of oproepcontracten en volgen werknemers in grote bedrijven vaker scholing dan werknemers in kleine bedrijven.
De sectorale verschillen zijn eveneens significant. Zo scoort de zorgsector hoog in scholingsdeelname, wat volgens de onderzoekers waarschijnlijk vanwege vereiste nascholing komt. Daarentegen laten de landbouw en handel lagere scores zien in leergedrag. Ook zien we daar minder variatie en autonomie in het werk. Ondanks de lage score is er een flinke stijging in de landbouwsector het afgelopen jaar, waar het percentage werknemers dat een opleiding of cursus volgt, is gestegen van 36% in 2021 naar 41% in 2022 en ook het informele leren is toegenomen.
Stimulerende factoren op de werkvloer
De Monitor laat een duidelijke samenhang zien tussen leergedrag en de aanwezigheid van stimulerende factoren binnen de werkomgeving. Vooral in sectoren waar gevarieerd werk, autonomie en steun van leidinggevenden sterker aanwezig zijn, is informeel leren ook prominenter aanwezig. Echter ervaren bepaalde werknemersgroepen, zoals mensen met flexibele contracten, 50-plussers en werkenden in het mkb, deze positieve ontwikkelingen in mindere mate. Hierdoor blijft het leergedrag in deze groepen vaak achter bij het gemiddelde.
De Monitor Leercultuur is gebaseerd op gegevens uit diverse bestaande enquêtes: de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van TNO en CBS, en de Werkgever Enquête Arbeid (WEA) van TNO.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst