Bijna de helft (44%) van de gezinnen met een inkomen onder of net boven het bijstandsniveau doet geen beroep op maatschappelijke fondsen om hen te ondersteunen bij grotere uitgaven voor hun kinderen. Het gaat hier voor het grootste deel om ouders die wel een baan hebben, maar daarmee een laag inkomen verdienen. Hierdoor laten zij de kans liggen om hun kinderen bijvoorbeeld te laten sporten, dansles te volgen, een verjaardag te vieren of voor de aanschaf van een fiets.
Dit blijkt uit onderzoek van ABN AMRO en het Jeugdfonds Sport & Cultuur onder een representatieve steekproef van ouders met een uitkering of laag inkomen, naar de drempels die zij ervaren bij het om hulp vragen. Volgens de meest recente cijfers van het CBS leven 540.000 mensen onder de armoedegrens en moeten 1,2 miljoen mensen rondkomen van een inkomen daar net boven, met weinig tot geen financiële buffer. Een groot deel van deze groep komt mogelijk in aanmerking voor steun vanuit maatschappelijke fondsen.
Onzekerheid en schaamte belangrijkste drempels
De belangrijkste oorzaak voor gezinnen om geen ondersteuning te vragen is onzekerheid of ze er wel voor in aanmerking komen en twijfel over de eisen die er aan gesteld worden (59%). Veel gezinnen geven aan de hulpvraag voor hun kind uit te stellen en het zo lang mogelijk zonder financiële ondersteuning te willen proberen (62%). 58 procent van de ouders denkt dat een aanvraag ‘veel gedoe’ is. Omdat ze bovendien bang zijn het geld later terug te moeten betalen (55%) nemen ze de moeite niet. Naast onzekerheid speelt schaamte voor hun financiële situatie bij 42 procent van de gezinnen ook een belangrijke rol om geen hulp te zoeken. Mensen zien er tegenop om hun inkomsten te delen (52%). Ook vinden ze het lastig om toe te geven dat ze hulp nodig hebben (39%) en zijn ze bang dat anderen daarachter komen (31%).
Bijstandsgezinnen vragen vaker hulp
Ongeveer 55 procent van de gezinnen die in aanmerking komen voor financiële ondersteuning vanuit fondsen maakt daar wél gebruik van. Onder hen zijn vaker ouders die arbeidsongeschikt, werkloos of werkzoekend zijn, of in de bijstand zitten. De fondsen die door deze ouders veel worden gevonden zijn de Stichting Leergeld, het Jeugdfonds Sport & Cultuur en de Stichting Jarige Job. Opvallend is dat wanneer mensen eenmaal van een fonds gebruikmaken, de drempel om bij andere maatschappelijke fondsen aan te kloppen, lager wordt. Zo heeft 15 procent van de gezinnen bij twee, en 19 procent bij drie of meer fondsen een aanvraag voor een voorziening gedaan.
Eerlijke start voor alle kinderen
ABN AMRO en het Jeugdfonds Sport & Cultuur zetten zich samen in voor een eerlijke start voor alle kinderen, ook voor wie dat niet vanzelfsprekend is. Structurele deelname aan sport en cultuur heeft een grote impact op de fysieke, mentale, sociale en creatieve ontwikkeling van kinderen en jongeren. Daarom organiseert ABN AMRO via de ABN AMRO Foundation al jarenlang activiteiten om kinderen uit gezinnen waar daar niet voldoende geld voor is kennis te laten maken met sport en cultuur. De missie van het Jeugdfonds sluit hier goed bij aan omdat het Jeugdfonds de contributie of het lesgeld, en de benodigde kleding en materialen betaalt voor kinderen uit gezinnen met beperkte financiële mogelijkheden.
Petra Bosman, Directeur Jeugdfonds Sport & Cultuur: “De vraag naar onze steun groeit jaarlijks en het is belangrijk dat ouders precies weten wanneer en waarvoor ze bij ons terecht kunnen. Met de resultaten van dit onderzoek met ABN AMRO kunnen we ons proces en de communicatie met ouders verder versterken waardoor nog meer kinderen het plezier van sport en cultuur kunnen ervaren. Zo hebben we recent de Jeugdfondscheck gemaakt, een simpele online tool waarmee ouders snel kunnen zien of ze in aanmerking komen voor hulp. We hopen zo onze toegankelijkheid te verhogen en onzekerheid van ouders te verlagen.”
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst