Sinds 2021 is er een nieuwe norm die voorschrijft hoe groot schoolpleinen voor basisscholen moeten zijn. Gemeenten nemen die norm vooralsnog alleen niet mee in hun beleid. Dat blijkt uit een steekproef van het journalistieke onderzoeksplatform Pointer (KRO-NCRV).
Per leerling moet op elk schoolplein minimaal 5 vierkante meter aan buitenspeelruimte zijn. Daarvan moet minimaal 2 vierkante meter onverhard zijn, tenzij het in een stedelijke omgeving is. Dat staat in het ‘Kwaliteitskader huisvesting onderwijs’, dat tot stand kwam op verzoek van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de sectorverenigingen voor het primair en voortgezet onderwijs (PO-raad en VO-raad). Pointer onderzocht de huisvestingsverordeningen voor onderwijs van 50 gemeenten en ontdekte dat geen enkele gemeente die nieuwe norm hanteert bij nieuwe onderwijshuisvesting.
Geen 5 maar 3 vierkante meter per leerling
De nieuwe norm van 5 vierkante meter voor nieuwbouw, werd in 2021 vastgelegd in een geactualiseerde versie van het Kwaliteitskader huisvesting onderwijs. Het is bedoeld om een idee te geven van waar een school aan moet voldoen om een bepaalde ‘basiskwaliteit’ te garanderen. Bijvoorbeeld om te zorgen dat kinderen genoeg kunnen bewegen op school. Maar die norm wordt dus niet opgevolgd. De onderzochte gemeenten houden een andere norm aan, namelijk 3 vierkante meter per leerling, met een minimum van 200 vierkante meter in totaal buitenruimte. Die norm is afkomstig uit een oudere ‘modelverordening’ van de VNG: een document dat gemeenten als uitgangspunt kunnen nemen voor hun eigen beleid.
Van de 50 onderzochte gemeenten hanteren 38 daarbij een bovengrens zoals de VNG die tot 2019-2020 adviseerde. Dat houdt in dat op een school met meer dan 200 leerlingen, 600 vierkante meter speelruimte volstaat. Kinderen op dit soort middelgrote scholen, hebben dus soms nog minder vierkante meters om te spelen. Daarnaast hebben 11 van de onderzochte gemeenten in hun verordening opgenomen dat 1800 vierkante meter volstaat bij meer dan 1000 leerlingen, zoals de VNG op dit moment adviseert. Ook op de grootste scholen wordt de norm per kind hierdoor dus niet gehaald altijd gehaald. Slechts één van de onderzochte gemeenten hanteert helemaal geen bovengrens.
De 50 gemeenten die Pointer onderzocht zijn representatief voor alle gemeenten in Nederland op basis van provincie en het aantal inwoners. In de huisvestingsverordeningen beschrijven de gemeenten welke normen, zoals die voor schoolpleingrootte, ze aanhouden bij nieuwe onderwijshuisvesting. Ze gelden dus niet voor bestaande schoolterreinen.
Reactie VNG en PO-raad
De PO-raad reageert het ‘spijtig’ te vinden dat gemeenten het vernieuwde kwaliteitskader niet als uitgangspunt gebruiken, omdat het belangrijk is dat kinderen genoeg buitenspeelruimte hebben. De sectororganisatie zegt schoolbesturen aan te moedigen om de norm van 5 vierkante meter onder de aandacht te brengen bij gemeenten, maar daarvoor niet actief te lobbyen en er ook geen formele verantwoordelijkheid voor te hebben.
De VNG laat weten de nieuwe norm niet te hebben overgenomen in de modelverordening voor gemeenten vanwege financiële redenen. “Als we onze leden opzadelen met hele hoge (door de sector gewenste) normen, dan kost dat ze veel geld.” Ook is het volgens de VNG sterk afhankelijk van de omgeving van een school of het mogelijk is een groter schoolplein te realiseren of niet.
Pointer, donderdag 21 maart om 20:25 bij KRO-NCRV op NPO 2
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst