Staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) beantwoordde onlangs de aanvullende vragen van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel Toetsing in het PO. In de beantwoording gaat veel aandacht uit naar het afnamemoment van de eindtoets naar aanleiding van kritische vragen van PvdA en VVD over de late afname. Door deze late afname is er volgens hen weinig tijd om het advies te heroverwegen en de definitieve plaatsing voor de zomervakantie af te ronden. Dat juist de PvdA hier vragen over stelt is opvallend, aangezien de afnameperiode dankzij een amendement van D66 en PvdA in de Tweede Kamer is verruimd van de derde en vierde week van april naar de periode half april-half mei. Ook de VVD heeft in de Tweede Kamer met dit amendement ingestemd.

Afnamemoment

In zijn beantwoording geeft de staatssecretaris aan het niet noodzakelijk te vinden om het afnamemoment te verplaatsen naar begin april. Hij erkent dat er door de latere afname minder tijd voor heroverweging en definitieve plaatsing beschikbaar is dan voorheen, maar geeft aan dat hij van scholen voor voortgezet onderwijs verwacht dat zij in hun bedrijfsvoering flexibel omgaan met de beperkte onzekerheid die ontstaat als gevolg van de heroverweging van het advies van enkele leerlingen die op hun school instromen. ,,De extra last die dit oplegt aan scholen voor voortgezet onderwijs weegt naar het oordeel van de regering niet op tegen de voordelen van het later afnemen van een eindtoets'', aldus de staatssecretaris. Hij noemt daarbij als voordeel de centrale plek van het schooladvies in de toelating tot het voortgezet onderwijs en het maximaal benutten van de onderwijstijd, twee argumenten die voor de PO-Raad ook altijd leidend zijn geweest bij haar pleidooi voor het later afnemen van de eindtoets.

Leerling- en onderwijsvolgsysteem

Naast aandacht voor het afnamemoment gaan de antwoorden van de staatssecretaris in op de noodzaak van de wetgeving, de functies, inhoud en organisatiestructuur van de toets en de inhoud en reikwijdte van het leerling- en onderwijsvolgsysteem. Mede op basis van input door de PO-Raad had de SGP namelijk vragen gesteld over de dwingende strekking van de inhoudelijke eisen aan het leerlingvolgsysteem als gevolg van het in de Tweede Kamer aangenomen amendement van de PvdA. In de beantwoording geeft de staatssecretaris aan dat scholen over hun eigen toetskalender gaan en niet verplicht zijn om andere toetsen af te nemen dan toetsen op het gebied van taal en rekenen. De door de PO-Raad gewenste autonomie voor scholen om volgens de eigen pedagogische-didactische en levensbeschouwelijke opvattingen invulling te geven aan deze verplichting blijft dus bestaan. De staatssecretaris vindt het niet noodzakelijk om gezien deze toelichting het wetsvoorstel aan te passen. De PO-Raad zal er alert op blijven dat de wettelijke bepaling over het verplichte leerlingvolgsysteem niet alsnog via lagere regelgeving een nadere invulling krijgt.

Vervolg

Naar verwachting wordt het wetsvoorstel Toetsing in het PO op 3 december aanstaande plenair behandeld in de Eerste Kamer. Gezien het pleidooi van de PO-Raad om in verband met tijdige duidelijkheid over de verplaatsing van de afname een invoeringstermijn van een jaar na besluitvorming in de Eerste Kamer te hanteren, lijkt invoering in schooljaar 2014/2015 dan nog haalbaar.

VorigeMinder reguliere banen voor pas afgestudeerde Pabo-studenten
VolgendePrimair onderwijs krijgt 300 miljoen euro extra
Reacties (0)

Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst

Laat een reactie achter