Bij jenaplanonderwijs draait het vooral om het kind, niet alleen om de lesstof en toetsresultaten. Het idee stamt uit de jaren 1920, toen Peter Petersen in Duitsland vond dat school meer moest zijn dan rijtjes stampen. In Nederland zijn er nu zo’n 190 basisscholen en een paar middelbare scholen die deze aanpak volgen.
Bij jenaplanonderwijs gaan kinderen aan de slag in zogenaamde stamgroepen, met verschillende leeftijden door elkaar. In die stamgroep helpen oudere leerlingen de jongere leerlingen, en dat zorgt ervoor dat beiden de lesstof beter onthouden. Een typische jenaplan schooldag is opgebouwd rond vier pijlers: praten, spelen, werken en vieren. Denk aan een kringgesprek over wat je bezighoudt, een project over de natuur, of samen met een optreden iets vieren. Het gaat niet alleen om rekenen en taal, maar ook om wie je bent en hoe je met anderen omgaat.
Leraren (ook wel stamgroepleiders genoemd in het jenaplanonderwijs) coachen meer dan dat ze bepalen hoe een schooldag precies verloopt. Kinderen krijgen veel ruimte om zelf keuzes te maken, zoals een taak plannen of een presentatie geven. Dat maakt jenaplanonderwijs net iets anders: het is een school waar je leert door te doen en te ontdekken.
Het jenaplanonderwijs is gebaseerd op vier pijlers, namelijk: praten, spelen, werken en vieren. Op basis van deze vier pijlers worden in principe de schooldagen ingericht. Hoe werkt dat in de praktijk?
Praten gebeurt vaak in de ochtend al in de kring, waar leerlingen gedachten delen over hun dag of ingaan op een thema dat door de leraar is bedacht. Op deze manier leren ze onder andere te spreken in het openbaar, maar ook om naar elkaar te luisteren. Spelen is binnen het jenaplanonderwijs meer dan alleen plezier maken. In bijvoorbeeld een bouwhoek of tijdens een rollenspel, ontdekken leerlingen hoe je samenwerkt en problemen oplost. Werken draait binnen het jenaplanonderwijs vooral om leren op maat. Sommige kinderen duiken in een rekenopdracht, anderen maken een project over het weer. Ze krijgen ruimte om zelf keuzes te maken, passend bij hun niveau.
Vieren is de laatste pijler. Denk daarbij aan een optreden, lied of een presentatie. Het vieren van mijlpalen zorgt onder andere voor een sterker groepsgevoel. Maar het is ook gewoon een beloning voor het harde werk. Deze pijlers maken het jenaplanonderwijs bijzonder: het draait om balans tussen hoofd, hart en handen. Het vraagt van leraren om flexibel te zijn, maar het resultaat is een klas waar iedereen gezien wordt.
Binnen het jenaplanonderwijs draait het om kinderen die zelfstandig kunnen leren op hun eigen manier, maar ook samen een groep vormen en van elkaar kunnen leren. Het gaat niet alleen om goede antwoorden geven, maar om het maken van eigen keuzes en tegelijkertijd goed samenwerken met anderen.
Zelfstandigheid staat centraal in de stamgroepen (klassen) binnen het jenaplanonderwijs. Kinderen beslissen bijvoorbeeld zelf of ze verder gaan met een rekenopdracht of een verhaal schrijven over piraten. Ze houden hun werk bij in een portfolio, zodat ze leren plannen en nadenken over hun voortgang. Stamgroepleiders sturen niet alles, maar coachen en zorgen ervoor dat alles netjes verloopt. Ze stellen vragen en geven tips, zodat elk kind zijn eigen pad vindt.
Samenwerken is net zo belangrijk. In stamgroepen zitten kinderen van verschillende leeftijden door elkaar. Een oudere leerling legt een jongere uit hoe je een kompas gebruikt, of ze bouwen samen een maquette van een kasteel. Dat zorgt voor een band en leert ze geduld en respect. Een kringgesprek of een viering, zoals een lied voor het schoolfeest, versterkt dat groepsgevoel nog eens. Zo krijg je een klas waar kinderen hun eigen ding doen, maar ook snappen hoe je samen iets moois maakt.
Het jenaplanonderwijs richt zich op de algemene ontwikkeling van het kind, niet alleen op toetsresultaten. Het doel is om leren te combineren met sociale groei en niet vooral te hameren op toetsing en resultaten.
Stamgroepen, zoals de klassen binnen het jenaplanonderwijs genoemd worden, bestaan uit kinderen van verschillende leeftijden, die van elkaar leren door samen te werken. Een oudere leerling helpt een jongere leerling bijvoorbeeld met het oplossen van een rekenprobleem, waardoor beide leerlingen de stof beter onder de knie krijgen. Onderzoek wijst uit dat deze aanpak ook de sociale vaardigheden en empathie bevordert.
Leerlingen krijgen voldoende ruimte om zelfstandig keuzes te maken, zoals een onderzoeksproject over planten of een wiskundeopdracht op hun niveau. Stamgroepleiders coachen en volgen de voortgang van de leerlingen via zogenaamde portfolio’s.
Jenaplanonderwijs creëert een omgeving waar leerlingen zich veilig voelen en leren door te doen. Het is net iets anders: een school die kennis, sociale groei en zelfstandigheid combineert voor een stevige basis.
Jenaplanonderwijs zet het kind centraal en stimuleert zelfstandigheid, maar dat werkt niet altijd voor iedereen.
De vrijheid binnen stamgroepen vraagt veel van kinderen. Ze moeten zelf plannen, zoals kiezen tussen een rekenopdracht of een project. Dat ligt lang niet iedereen. Onderzoek toont aan dat leerlingen die structuur nodig hebben soms moeite hebben met deze aanpak. Dat kan leiden tot ongelijke leerprestaties bij leerlingen die hiermee niet kunnen omgaan. Ook het samenwerken in gemengde leeftijdsgroepen is niet altijd ideaal. Een oudere leerling die een jongere helpt met spelling, heeft daardoor mogelijk minder tijd voor eigen werk.
Ook voor leraren is jenaplanonderwijs veeleisend. Het coachen van een stamgroep, met portfolio’s en kringgesprekken, vraagt meer voorbereiding dan standaard lessen waarbij min of meer vaststaat wat er op een dag gaat gebeuren. Dit verhoogt de werkdruk en dat maakt het moeilijk, zeker met het huidige lerarentekort. Tot slot bereidt jenaplanonderwijs niet altijd even goed voor op het voortgezet onderwijs, waar minder vrijheid is en veel meer getoets wordt. Jenaplanonderwijs is bijzonder, maar vraagt om kinderen en leraren die met die vrijheid om kunnen gaan.
QuestionIntro