52 scholen in het po en vo kregen maandag het predicaat excellent uitgereikt. Deze scholen leveren hiermee een knappe prestatie en verdienen een compliment. Tegelijkertijd plaatst de Besturenraad kanttekeningen bij deze ontwikkeling. De kwaliteit van een school is niet in één label te vangen. Het predicaat wekt ten onrechte de indruk dat de school op alle terreinen excellent is en kan leiden tot een onevenwichtige focus op meetbare resultaten.
De selectie om voor het predicaat in aanmerking te komen is gebaseerd op vijf criteria: onderwijsresultaten (ook in relatie tot de leerlingenpopulatie), een heldere visie op onderwijs, het zelflerend vermogen van de school, de omstandigheden waaronder een school werkt en de wijze waarop een school zich onderscheidt op een bijzonder onderwijsgebied, zoals aandacht voor excellente en hoogbegaafde leerlingen.
Een grote meerderheid van de schoolleiders die in 2011 meedeed aan een ledenpeiling van de Besturenraad over dit onderwerp vond het uitreiken van een ‘Michelinster’ aan excellente scholen een slecht idee. Excellentie is lastig langs een meetlat te leggen, was veelgehoorde kritiek. En: “scholen gaan zich dan naar de ster richten en niet op wat inhoudelijk belangrijk is”, zo reageerde een schoolleider. Ook gaat het “een zeer scheve toestroom van leerlingen veroorzaken”. Schoolklimaat, veiligheid en gemeenschapszin leg je volgens de bestuurders veel moeilijker langs de meetlat.
Het predicaat wekt ten onrechte de indruk dat de school op alle terreinen excellent is. Bovendien geeft het een verkeerd signaal naar ouders, die in de verleiding komen om op basis van het predicaat voor een school te kiezen die mogelijk niet het beste past bij hun kind. Daarnaast leveren veel scholen die geen predicaat krijgen ook excellent onderwijs.
Fons van Wieringen, juryvoorzitter van de commissie die de predicaten uitreikt, weersprak in Trouw de kritiek dat het vooral zou gaan om goede resultaten op het terrein van rekenen en taal: “Natuurlijk verwachten we van excellente scholen dat zij uitstekend scoren op de basisvakken, maar daarnaast moeten ze ook ergens anders goed in zijn. Dat hoeven we niet te meten. Dat moeten scholen alleen kunnen aantonen.”
Het uitreiken van de predicaten door deze jury is echter voorwerk voor de Inspectie van het onderwijs. Die deelt scholen op dit moment nog slechts in een aantal categorieën in: voldoende, zwak en zeer zwak. Uit het regeerakkoord blijkt dat de Inspectie straks ook moet bepalen welke scholen zich 'goed' en 'excellent' mogen noemen. Dit is een bedenkelijke ontwikkeling.
Als alle scholen in Nederland jaarlijks door de Inspectie op deze manier beoordeeld moeten worden, zal dat zeker leiden tot een te eenzijdige nadruk op meetbare resultaten. Niet of moeilijk meetbare aspecten van onderwijskwaliteit, zoals de brede, vormende taak, tellen dan onvoldoende mee. Er zal een uniformerende werking uitgaan van het laten toetsen van ‘excellentie’ door de Inspectie. Daarnaast lokt het werken met deze ‘Michelinsterren’ strategisch gedrag uit om aan normen voor excellentie te voldoen. Ook is het niet aan de overheid om een definitie van excellente kwaliteit op te leggen, daar gaan scholen zelf over.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst