Universiteiten, hogescholen en studenten hebben met minister Van Engelshoven (Onderwijs) afspraken gemaakt over de besteding van de studievoorschot-middelen; het geld dat beschikbaar is gekomen door het stopzetten van de basisbeurs. In 2019 krijgen de hogescholen en universiteiten voor hun plannen in totaal 184 miljoen euro, in 2024 is dat bedrag opgelopen naar 550 miljoen. Studenten en docenten krijgen bij de besteding een essentiële rol. Hogescholen en universiteiten zullen met hen plannen maken over hoe dit geld te besteden, met als uitgangspunt kwalitatief beter hoger onderwijs. Iedere instelling laat in een plan zien wat zij met de studievoorschotmiddelen tot en met 2024 wil bereiken en welke maatregelen zij daarvoor neemt.
Deze afspraken werden vandaag ondertekend door studentenorganisaties ISO en LSVb, VSNU, Vereniging Hogescholen en minister Van Engelshoven. ,,Prachtig dat hiermee bestuurders, studenten en docenten zelf kunnen beslissen over de inzet van het geld dat is vrijgespeeld door het stoppen met de basisbeurs’’, aldus de minister. ,,Iedere hogeschool of universiteit heeft eigen prioriteiten voor meer onderwijskwaliteit. Ik vertrouw erop dat op basis van het gesprek op de instelling de extra investeringen de beste bestemming krijgen. We lossen hiermee een belofte aan de studenten in dat de kwaliteit van het onderwijs verbeterd wordt met de investering van de studievoorschotmiddelen.’’
Met deze kwaliteitsafspraken komen de studievoorschotmiddelen beschikbaar voor het hoger onderwijs en is er meer ruimte voor eigen invulling door instellingen. Dat is een wezenlijk andere aanpak dan bij de prestatieafspraken (2012-2016). Toen waren er voorgeschreven prestatie-indicatoren, nu kiest het kabinet voor het geven van ruimte en vertrouwen aan de onderwijssector. Bovendien is ervoor gekozen de administratieve lasten voor instellingen te verminderen.
Manieren waarop de universiteiten en hogescholen het geld zouden kunnen besteden zijn bijvoorbeeld: meer tutoren voor studenten, verbetering van de digitale vaardigheden van docenten en aanpassingen aan gebouwen voor een betere onderwijskwaliteit. ,,Er zullen ook instellingen zijn die kiezen voor meer docenten. Dat maakt meer contact tussen studenten en docenten mogelijk”, schetst Van Engelshoven.
Hogescholen en universiteiten zullen de medezeggenschap extra ondersteunen bij maken van de plannen. Daarnaast worden ze geholpen bij bijvoorbeeld het lezen van begrotingen en krijgen studenten voldoende tijd om hun medezeggenschapstaken te vervullen.
Beoordeling
De plannen en de verwezenlijking daarvan worden onafhankelijk getoetst door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Uiterlijk 2020 zijn deze plannen getoetst. Instellingen die een onvoldoende plan hebben, krijgen een jaar om met een beter plan te komen.
In 2022 wordt bekeken of instellingen voldoende resultaten hebben geboekt. Is dat niet zo, dan kan een instelling – na een herkansing - geld verliezen. Studenten zullen daardoor niet de dupe worden, het geld gaat dan via Comenius-beurzen voor excellente docenten naar diezelfde instelling. ,,Ook in dat scenario blijven we het extra geld dus steken in beter hoger onderwijs’’, aldus Van Engelshoven.
De kwaliteitsafspraken maken deel uit van sectorakkoorden in het hoger onderwijs. Daarin is onder meer afgesproken dat de ongewenste effecten van decentrale selectie worden tegengegaan, de doorstroom naar hbo vanuit mbo en vo wordt verbeterd, ingezet blijft worden op het realiseren van de streefcijfers voor het aantal vrouwelijke hoogleraren en in het hbo nieuwe Centres of Expertise (pps) worden gestart.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst