De Onderwijsraad heeft in opdracht van de staatssecretaris van OCW advies uitgebracht over het wetsvoorstel dat het oprichten van samenwerkingsscholen moet vereenvoudigen. De raad – die het wetsvoorstel met name vanuit constitutioneel oogpunt heeft beoordeeld – is hierin erg kritisch en adviseert het wetsvoorstel te heroverwegen. De PO-Raad betreurt dit omdat zij merkt dat versimpelde regelgeving ervoor kan zorgen dat schoolbesturen vaker voor een formele samenwerkingsschool zullen kiezen. De sectorraad pleit er dan ook voor het wetgevingstraject voort te zetten.
Samenwerkingsschool
Een samenwerkingsschool is een school waarin zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs gegeven wordt. Sinds 2011 is het wettelijk toegestaan om een samenwerkingsschool te vormen. Hier is nauwelijks gebruik van gemaakt omdat de huidige regeling te ingewikkeld is. De oprichting van een samenwerkingsschool kan echter een oplossing bieden om goed scholenaanbod overeind te houden in gebieden met leerlingendaling. Daarom worden nu (informele) samenwerkingsscholen gevormd buiten de wettelijke regeling om. Reden voor staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) om de huidige regelgeving te vereenvoudigen.
Ledenbijeenkomst
In een door de PO-Raad speciaal hiervoor belegde bijeenkomst op 3 en 4 maart, hebben schoolbestuurders duidelijk gemaakt dat het wetsvoorstel van de staatssecretaris voor hen aanleiding zou zijn om in het vervolg te kiezen voor de samenwerkingsschool zoals die in het voorstel is opgenomen. Zij geven aan dat dit zou leiden tot een werkbaardere situatie die meer waarborgen biedt dan het nu vaak gekozen informele pad.
Advies Onderwijsraad
De Onderwijsraad beroept zich in zijn advies op de grondwettelijke scheiding van openbaar en bijzonder onderwijs. Deze grondwettelijke scheiding impliceert dat een school waarbinnen beide vormen van onderwijs verzorgd worden als uitzondering mogelijk is. De Onderwijsraad stelt onder andere dat van een uitzondering geen sprake meer is in het wetsvoorstel en vraagt zich af of het duale stelsel zo wel voldoende wordt gerespecteerd. Ook betwijfelt de raad of de in het voorstel genoemde identiteitscommissie – een op (samenwerkings)schoolniveau opererende instelling die moet toezien op de verdeling van zeggenschap tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs – wel past binnen de huidige bestuurlijke context van het onderwijs. Hierin wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat deze commissies in de praktijk hun nut al hebben bewezen en goed kunnen passen binnen de bestuurlijke verhoudingen.
De PO-Raad is bang dat wanneer het advies van de Onderwijsraad wordt gevolgd, de oude situatie in stand zal blijven. Dit acht de PO-Raad niet wenselijk. Ondanks dit advies pleit zij er daarom nog steeds voor het wetgevingstraject voortvarend in te zetten.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst