Zowel zorgleerlingen als ‘gewone’ leerlingen zijn de dupe van passend onderwijs
Leerkrachten in het basisonderwijs kunnen zorgleerlingen niet de ondersteuning bieden die zij nodig hebben. Maar liefst 91 procent zegt te weinig tijd te hebben voor deze extra ondersteuning (in 2015 was dit nog 84 procent). Tegelijkertijd zegt 89 procent minder aandacht te kunnen besteden aan ‘gewone’ leerlingen, omdat er veel tijd gaat naar leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (in 2015 was dit nog 76 procent). Niets wijst erop dat de Wet passend onderwijs na vier jaar een succes is geworden op basisscholen, veel leerkrachten zijn somber over de uitvoering van deze wet.
Dat blijkt uit de Monitor Passend Onderwijs die in september en oktober van dit jaar voor de vierde keer is uitgevoerd onder ruim 1.000 leerkrachten in het basisonderwijs. Het (representatieve) onderzoek is uitgevoerd door DUO Onderwijsonderzoek & Advies.
Met de invoering van de Wet passend onderwijs in 2014 kregen scholen een zorgplicht. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, zoals kinderen met gedragsproblemen, een beperking of autisme, moeten zoveel mogelijk naar een reguliere basisschool. Alleen als het echt niet anders kan, kunnen deze leerlingen naar het speciaal onderwijs. 71 procent van de leerkrachten geeft aan één of meerdere leerlingen in de klas te hebben die, in hun ogen, beter af zouden zijn in het speciaal onderwijs. Verder vindt een groeiend percentage leerkrachten (van 47 procent in 2016 naar 69 procent in 2018) dat veel leerlingen met een individuele ondersteuningsbehoefte op hun school tussen wal en schip vallen.
Gemiddeld hebben leerkrachten naar eigen zeggen vijf leerlingen in de klas die extra ondersteuning krijgen. Dat zijn vooral leerlingen met gedragsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische problemen (cluster 4) en leerlingen zonder indicatie. Juist cluster 4 leerlingen zijn volgens 95 procent van de leerkrachten niet makkelijk in de reguliere klassen te houden. Ruim negen op de tien leerkrachten (92 procent) zegt dat de werkdruk door passend onderwijs is toegenomen (in 2015 was dit nog 75 procent).
Verder valt op dat het vertrouwen in passend onderwijs onder leerkrachten sinds 2017 fors is gedaald: 61 procent heeft er geen vertrouwen in dat passend onderwijs op hun school binnen twee jaar een succes zal zijn (in 2016 was dit nog 43 procent). Slechts 10 procent van de leerkrachten is tevreden over hoe passend onderwijs momenteel op hun school wordt uitgevoerd.
“In de afgelopen jaren zie ik mijn klassen kapotgaan. Ik kan geen kind fatsoenlijk aandacht geven omdat ik alle extreme zorgkinderen maar in de groep moet houden. Laat de SBO-scholen weer terugkomen en accepteer dat een kind met zware gedragsproblemen en leerproblemen niet bij reguliere kinderen in de klas kan zitten.”
Om van passend onderwijs op alle basisscholen een succes te maken, vallen de volgende voorgelegde ideeën het meest in de smaak bij de leerkrachten: de weg naar het speciaal onderwijs makkelijker maken voor kinderen die toch niet in het reguliere onderwijs blijken te passen, kleinere klassen en meer onderwijsassistenten in de klas (respectievelijk 74, 69 en 65 procent vindt dit een heel goed idee).
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst