Verschillen tussen kinderen in hun leesvaardigheid ontstaan al vroeg. Daarom zetten veel scholen in op thuisstimulering van geletterdheid met behulp van ouder-kind programma’s. Die programma’s moeten goed aansluiten bij gezinnen en school. Welke factoren zorgen voor een goede match tussen programma, gezin en school? Dat onderzocht Eke Krijnen in haar dissertatie. Het proefschrift van Eke Krijnen geeft inzicht in de kenmerken van gezinnen en scholen die belangrijk zijn voor de het slagen van ouder-kind programma’s om het taalniveau van kinderen te verbeteren.
Wat vinden ouders zélf belangrijk?
Bij een groep van ruim tweehonderd ouders van kleuters onderzocht Krijnen aan welke taalstimuleringsactiviteiten ouders zelf de voorkeur geven. Veel ouders hebben een voorkeur voor speelse taalactiviteiten, zoals praten met je kind en voorlezen. Ouders die thuis geen Nederlands spreken thuis hebben echter een sterkere voorkeur voor schoolse activiteiten, zoals je kind nieuwe woorden aanleren of letters oefenen.
Krijnen onderzocht ook of voorkeuren van ouders invloed hebben op de effecten van een specifiek ouder-kind programma, VVE Thuis voor kleuters (helpt ouders bij het ondernemen van speelse taalactiviteiten thuis). VVE Thuis bleek geen effect te hebben op de taalontwikkeling: kleuters die twee jaar lang hadden deelgenomen aan dit programma gingen niet sneller vooruit dan kinderen in de controlegroep.
Voorkeur ouders heeft geen invloed
Of opvattingen van ouders matchten met het programma maakte geen verschil voor de effectiviteit van het programma. Bij het uitblijven van effecten lijken programma- en schoolkenmerken, zoals de mate waarin een programma anderstalige en laaggeletterde ouders bedient, en de vaardigheden van leerkrachten om in te spelen op een zeer diverse ouderpopulatie, een grotere rol te spelen dan de kenmerken van deelnemende gezinnen.
Aansluiting programma en schoolorganisatie
Voor beter inzicht in de aansluiting tussen het programma en de schoolorganisatie onderzocht Krijnen ook hoe op één van de deelnemende scholen werd gewerkt aan de relatie tussen ouder en school. De uitkomsten duiden op tegenstrijdigheden in de visie van school op de ouder-schoolrelatie. Enerzijds streefden teamleden naar een gelijkwaardige samenwerking met ouders gebaseerd op wederzijds respect. Anderzijds waren er obstakels voor het bereiken van zo’n gelijkwaardige relatie, zoals ongemak bij het team in het omgaan met een diverse ouderpopulatie. Ook kwamen veel onderwijsmedewerkers niet los van stereotype denkbeelden over laagopgeleide en niet-Nederlandstalige ouders. In zulke beelden ligt de nadruk op wat deze ouders allemaal niet kunnen of willen doen in het helpen van hun kind op school.
Op donderdag 15 april verdedigt Eke Krijnen haar proefschrift getiteld Family Literacy in Context. Exploring the compatibility of a family literacy program with children’s homes and schools aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences.
Lees ook het ingezonden opiniestuk op NRC.nl
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst