Scholen in het voortgezet onderwijs (vo) verschillen sterk in het aantal leerlingen dat na het behalen van het eerste diploma doorstroomt naar een hoger onderwijsniveau in het vo, het zogenoemde ‘stapelen’. Het maakt voor de schoolloopbaan van een leerling uit op welke school die zit. Dit duidt op kansenongelijkheid. Ook lijkt het tussen 2007 en 2019 voor leerlingen niet makkelijker te zijn geworden om meerdere diploma’s te halen in het vo. Dit blijkt uit het CPB-onderzoek ‘Stapelen in het voortgezet onderwijs’ dat 15 februari 2022 is verschenen.
Op de 10% scholen met de meeste stapelaars stroomt meer dan 35% van de vmbo-t-leerlingen door naar de havo, terwijl op de 10% scholen met de minste stapelaars dit slechts 5% is. Op de eerstgenoemde scholen wordt dus ongeveer 7 keer vaker gestapeld dan op de laatstgenoemde scholen. Scholen waar veel leerlingen doorstromen naar een hoger niveau, lijken minder streng te selecteren: stapelaars op deze scholen hebben gemiddeld een iets lager eindcijfer op hun eerste vo-diploma. Opvallend is dat leerlingen op deze scholen echter niet minder succesvol zijn in het behalen van een tweede vo-diploma. Ondanks dat leerlingen van scholen met weinig stapelaars gemiddeld vaker langs de alternatieve route via mbo alsnog het hoger onderwijs bereiken, eindigen vmbo-t-leerlingen op scholen met veel stapelaars uiteindelijk vaker op het hoger onderwijs. Dit duidt op kansenongelijkheid, omdat het voor de schoolloopbaan van leerlingen uitmaakt op welke school ze zitten. Deze kansenongelijkheid kan ook nadelig uitpakken voor keuzemogelijkheden op gebied van vervolgopleiding, toekomstig inkomen en baankansen. Het is onduidelijk wat de precieze oorzaken van de schoolverschillen zijn.
Drempels
Verder is het tussen 2007 en 2019 niet makkelijker geworden om te stapelen in het voortgezet onderwijs. Stapelaars zijn in 2019 gemiddeld vaker leerlingen met een hoger eindcijfer op hun eerste diploma ten opzichte van tien jaar daarvoor; het lijkt er dus op dat het een selectievere groep leerlingen is geworden. Uit het onderzoek blijkt ook dat leerlingen die een vmbo-t-diploma halen op vestigingen waar het ook mogelijk is om havo te volgen, vaker doorstromen. In deze periode is het aantal vmbo-t-leerlingen dat op dit soort vestigingen zit echter licht afgenomen. Het is aannemelijk dat de drempel om door te stromen lager is als dat op dezelfde vestiging of school kan. Ook was er een afname in het aantal dakpan- of brede brugklassen. Hierdoor kan het moeilijker zijn geworden om al tijdens de schoolloopbaan op een hoger schoolniveau terecht te komen.
Kenmerken stapelaars
Stapelen komt het vaakst voor vanaf vmbo-t. Tussen 2007-2009 werd er het meest gestapeld vanaf vmbo-t; toen stroomde 22% van de leerlingen door naar de havo na het behalen van het vmbo-t-diploma. Daarna schommelt het percentage rond de 17%. Het aantal leerlingen dat vanaf de havo doorstroomt was tussen 2004-2014 redelijk stabiel rond de 5%, na 2015 is het percentage licht gestegen naar 6%. Leerlingen die stapelen in het voorgezet onderwijs hebben gemiddeld vaker een migratieachtergrond, komen vaker uit huishoudens uit de hoogste en laagste inkomensgroep, en wonen vaker in meer stedelijke gebieden.
Doorstroomrecht
De resultaten van het CPB-onderzoek hebben betrekking op de periode voor de invoering van het doorstroomrecht in 2020. Door het doorstroomrecht kunnen havisten nu zonder voorwaarden doorstromen naar het vwo, en vmbo’ers (gemengde of theoretische leerweg) die geslaagd zijn met een extra vak moeten worden toegelaten tot de havo. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of het doorstroomrecht zorgt voor veranderingen in de stapelpatronen en in de verschillen tussen scholen.
Zie de CPB-website voor meer informatie: https://www.cpb.nl/stapelen-in-het-voortgezet-onderwijs
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst