De kabinetsinvesteringen in onderwijs, cultuur en wetenschap (OCW) worden dit jaar zichtbaar in de begroting. Het gaat voor onderwijs in 2019 om 831 miljoen extra, waarvan 646 miljoen euro voor het primair onderwijs. Dat betekent meer salaris en minder werkdruk voor leraren en een investering in onderwijskwaliteit. Investeren in de toekomst van Nederland begint met investeren in onderwijs. Daarnaast steekt het kabinet 150 miljoen euro extra in cultuur en erfgoed, en komt er 248 miljoen euro extra bij voor wetenschappelijk onderzoek.
Deze bedragen maken deel uit van 1,9 miljard euro die het kabinet in 2019 in totaal investeert in Onderwijs, Onderzoek en Innovatie. Daaronder valt onder meer ook de investeringen in cultuur en erfgoed en de maatschappelijke diensttijd.
OCW-begroting
De begroting van het ministerie stijgt dit jaar met 3,1 miljard euro naar een totaal van bijna 42 miljard euro. Daarvan gaat bijna 39 miljard euro naar het onderwijs, bijna 1 miljard euro naar Cultuur en ruim 1 miljard euro naar Wetenschap. Voor Media is ook meer dan 900 miljoen euro beschikbaar. Zie ook de bijgevoegde infographic.
Onderwijs
Een goede start in het onderwijs is van groot belang voor de toekomst van onze kinderen. Daarom investeert het kabinet vooral in het primair onderwijs. Daar stijgt het totale budget in 2019 naar 11,3 miljard euro. Het kabinet heeft geld uitgetrokken tegen werkdruk (237 miljoen in 2019, oplopend naar 430 miljoen) en om de salarissen te verhogen (jaarlijks 270 miljoen). Andere investeringen in het onderwijs zijn gericht op het tegengaan van onderwijsachterstanden (130 miljoen in 2019, oplopend naar 170 miljoen) en verdere versterking van het technisch vmbo (70 miljoen in 2019, oplopend naar 100 miljoen).
Dat er wordt geïnvesteerd is ook zichtbaar in de gemiddelde onderwijsuitgave per leerling. Stond er in 2018 een bedrag van 6900 euro per leerling in het primair onderwijs op de begroting, voor 2019 loopt dat bedrag op naar 7500 euro per leerling. In het voortgezet onderwijs gaat het om een stijging van gemiddeld 8500 euro naar 8800 euro per leerling.
Cultuur en erfgoed
Het kabinet vindt kunst en cultuur belangrijk en investeert daarom hierin. Kunst en cultuur verbindt, verrijkt en laat zien wie we zijn en waar we vandaan komen. Vanaf 2019 is ruim 48 miljoen euro structureel extra beschikbaar (oplopend naar 50 miljoen in 2020), bijvoorbeeld om de arbeidsmarktpositie van kunstenaars te verbeteren en om vernieuwing en talentontwikkeling mogelijk te maken. Vanaf volgend jaar wordt ook extra geïnvesteerd in filmeducatie en de bereikbaarheid van de openbare bibliotheek in de regio. Voor het behoud van Nederlands erfgoed is in 2019 101 miljoen euro extra beschikbaar.
Om woonhuismonumenten in goede staat te houden en daarmee aantrekkelijk voor bezoekers en bewoners, wordt het budget daarvoor structureel verhoogd met 5 miljoen euro per jaar. Met een investering van 4,8 miljoen euro kunnen alle leerlingen in het voortgezet onderwijs een bezoek brengen aan de Tweede Kamer. Ook krijgt het internationaal gelauwerde Metropole Orkest volgend jaar 750.000 euro zodat zij hun toppositie in binnen- en buitenland kunnen vasthouden.
Wetenschap
Onafhankelijke wetenschap van hoge kwaliteit is van groot belang in tijden waarin discussies steeds vaker worden gevoerd op basis van meningen in plaats van feiten. Het kabinet investeert 248 miljoen euro extra in wetenschap. Daarmee blijven Nederlandse onderzoekers in de wereldtop en blijft de wetenschap bijdragen aan onze maatschappelijke en economische groei. Er gaat onder meer 108 miljoen euro naar de Nationale Wetenschapsagenda om wetenschappelijke en maatschappelijke doorbraken te realiseren. Daarnaast is er 60 miljoen euro beschikbaar om de basis van de wetenschap te versterken met vrij onderzoek. De digitale onderzoeksinfrastructuur krijgt 20 miljoen euro en voor faciliteiten van wereldformaat is volgend jaar eenmalig 30 miljoen euro vrijgemaakt. Bij al dit onderzoek moeten de resultaten publiek toegankelijk zijn en niet achter betaalmuren worden gezet (open science).
Meer studenten
Dit jaar zijn er meer mensen gaan studeren en studeerden mensen sneller af dan was geraamd. Dat is op zich een positieve ontwikkeling. Deze en andere bijstellingen van de ramingen (met 0,49 procent) zorgt voor een tegenvaller van 212 miljoen euro in 2019. Er is een verkenning gestart naar de systematiek rondom de ramingen, om onrust in de begrotingscyclus in de toekomst te beperken.
Het merendeel van de tegenvaller wordt gedekt door meevallers en door een deel van de begroting niet te laten meegroeien met de inflatie. Dat geldt vooral voor subsidies en budgetten voor beleidsonderzoek. Er is een uitzondering gemaakt voor het geld dat onderwijsinstellingen krijgen voor onderwijs en voor de bekostiging van de culturele instellingen (basisinfrastructuur). Daar groeit het budget dus wel mee met de inflatie.
Hoger onderwijs, lerarenbeurs en praktijkleren
Het overige deel van de dekking van de tegenvaller is gevonden op een aantal andere terreinen. Zo is besloten om eenmalig de lumpsum van het hoger onderwijs te korten. Het gaat om een bedrag van 19,5 miljoen euro in 2019. Dat is 0,24 procent van het totale hogeronderwijsbudget van 8,2 miljard euro. Daarnaast wordt eenmalig het ongebruikte deel van het budget van de Lerarenbeurs uit 2018 ingezet (15 miljoen euro), omdat dit anders zou terugvloeien naar de staatskas. Vorig jaar is veel geld vrijgemaakt om leraren met behulp van zo’n beurs de kans te bieden zich verder te ontwikkelen. Hoewel er breed gebruik is gemaakt van deze mogelijkheid, bleef een deel van het budget over.
Tenslotte is de subsidieregeling praktijkleren eenmalig met €19,5 miljoen (10 procent) teruggebracht naar €185 miljoen euro. In een tijd van economische voorspoed en krapte op de arbeidsmarkt wordt daarmee een iets grotere bijdrage gevraagd van bedrijven bij het opleiden van toekomstig personeel. Waar voorheen maximaal 2700 euro per praktijkleerplaats werd uitgekeerd, is dat nu 2500 euro.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst